Op het gebied van payrolling gaat er vanaf 1 januari a.s. een hoop veranderen. Payrolling werkt nu als volgt. Een werkgever brengt iemand die hij voor zichzelf heeft geworven en geselecteerd onder bij een payrollbureau. Het payrollbureau stelt vervolgens de medewerkers ter beschikking aan het bedrijf. Hierbij maakt het payrollbureau gebruik van de flexibele regels voor uitzenden en detacheren. Het payrollbureau neemt alle werkgeverstaken voor zijn rekening.
De regering erkent dat payrolling toegevoegde waarde biedt, met name voor kleinere werkgevers die geen professionele HR-afdeling hebben. Maar de regering vindt het ongewenst dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de flexibele regels voor uitzenden. Daarom schrijft de WAB voor dat payrollkrachten vanaf 2020 recht hebben op dezelfde rechtspositie en dezelfde arbeidsvoorwaarden als medewerkers die bij de werkgever in dienst zijn (bijvoorbeeld een 13e maand). Voor pensioen geldt dit vanaf 2021.
Dit betekent dat in de meeste gevallen payrollkrachten minder flexibel inzetbaar worden en een ruimer pakket aan arbeidsvoorwaarden krijgen. In dat geval worden ze ook iets duurder voor de opdrachtgever.
Voor payrollbedrijven betekent dit dat zij de cao’s en arbeidsvoorwaardenregelingen van al hun klanten in hun administratie moeten kunnen verwerken. Dat stelt payrollbedrijven voor een flinke uitdaging. Op het gebied van payrolling gaat er dus een hoop veranderen.